
Posted by: Admin | Bosnië, Koševo, Mali Park, ontdekkingsreis Geen reacties op Mali park, 10 juli 2016
Mali park, 10 juli 2016
Allochtoon in taal, maar allerminst buitengesloten. De Bosnische mens is meer dan hartelijk. Na alle ontmoetingen met de familie voel ik mij volledig opgenomen in dat giga grote Bosnische Balkan hart. Af en toe doe ik een poging om woorden uit te spreken, maar na wat hilarische uitglijders besluit ik maar te wachten op de start van mijn taallessen met de beeldschone Fatima.
Zij neemt baby-Nick de komende tijd terug naar zijn kindertijd. Aap, noot, Mies enzovoort.
Voor nu beperk ik mij even tot het uitspreken van straatnamen. Je moet toch immers kunnen aangeven waar je woont en dus oefen ik hardop voor ik de stad in ga: ‘Marcela Snajdera, that’s where I live’. Eenmaal buiten passeer ik het Olympisch stadion van de stad, waar ik vast nog wel eens een Boot Camp-je doen zal en loop via Patriotske lige en Koševo naar het centrum. Ook die straatnaambordjes oefen ik. Hardop. Tot ergernis van passanten, maar ik heb er lol aan.
Halverwege Koševo passeer ik de kapperszaak waar de ooit jonge student en latere oorlogsmisdadiger Radovan Karadžić zijn haar (of wat daar voor door moest gaan) liet bijknippen. Een uitgelezen moment dus om mijn legbatterij aan Bosnische scheldwoorden te declameren.
Die leer je natuurlijk als eerste. Mocht ik worden opgepakt, dan beroep ik mij simpelweg op mijn status als allochtoon. ‘’Ikke-niet-begrijpuh’’.
In Mali Park, tegenover het Presidentieel gebouw, eindigt mijn ontdekkingsreis. Het is er bloedheet. De zon brandt in mijn nek. Honderden mensen hebben zich verzameld op de stoep voor het gebouw. Iedereen heeft bloemen. Jongeren, ouderen, mensen met krukken en in rolstoelen, oudere vrouwen met hoofddoekjes om en meisjes in minirokjes. Witte rozenblaadjes op het asfalt zullen weldra de tussenstop markeren van een 21 jaar durende reis naar huis. Ik balanceer op de rand van een bloembak en kijk zo over de hoofden van de mensen heen. Niemand praat. Iedereen is in afwachting. Stadse geluiden klinken ver weg. Plotseling pakt iemand mijn hand vast.
Het is Ismir’s tante Neda. Ze lacht mij toe. Ik buig, kus haar op haar voorhoofd. Haar hand blijft in de mijne. Ze laat niet los. Bij de hoek van de statige hoofdweg keert een vrachtwagen in. Stapvoets. De Bosnische vlag over de rug gespannen en aan weerszijde rozen, tekeningen en knuffels ingeklemd. De menigte komt in beweging. Vandaag zal hun familie weer thuis komen. Onlangs geïdentificeerd of (deels) teruggevonden resten van papa’s, mama’s, kinderen en grootouders in de laadbak van een vrachtauto. Surrealisme: moeders strelen het dekzeil of planten er rozen, de chauffeur rookt een sigaret, ik huil, tante Neda bidt. Haar handen gevouwen als bij het openslaan van een boek. Weldra zal men doorrijden. De eindstop is een kille hal in Potočari / Srebrenica en dan maandag 11 juli een laatste kus, een laatste groet. ”Some things, God will never forgive”, stamelt een fotograaf naast mij. Tante Neda graait in haar tasje: ‘’Nick, maramica’’ stop zij mij toe, ’’zakdoek’’, ik leer snel…
Geen reacties